Belastingaangifte

Veel mensen vinden belastingaangifte doen een vervelende klus. Ook dit jaar zullen veel mensen er toch weer aan moeten geloven. Voor 1 mei 2016 moet de belastingaangifte worden gedaan. Daarom hieronder enkele aandachtspunten over de belastingaangifte op een rij.

Aftrekposten
Bij de belastingaangifte is het van belang om goed te kijken naar de aftrekposten waar u recht op heeft. Aftrekposten worden van het inkomen afgetrokken, waardoor over een kleiner bedrag belasting betaald wordt. Het is dus zeker de moeite waard om hier even goed naar te kijken. Let wel goed op in welk jaar de kosten gemaakt zijn! De kosten zijn namelijk alleen aftrekbaar in het jaar waarin ze gemaakt zijn. Het gaat dus om het moment waarop de uitgaven gedaan zijn. Hiervoor is het verstandig om bonnetjes goed te bewaren. Vooral bij de aftrekposten is van belang dat u de bewijzen heeft van de gemaakte kosten.

Aftrekposten die veel gebruikt worden zijn de eenmalige aftrekbare kosten voor de eigen woning, de hypotheekrenteaftrek en de zorgkosten. Als de zorgkosten niet vergoed worden door de verzekering zijn deze vaak aftrekbaar van het inkomen. Hierbij is wel van belang dat ze boven een drempelbedrag uitkomen. Wat dit drempelbedrag is hangt af van uw drempelinkomen. Uw drempelinkomen is het totaal van uw inkomsten en aftrekposten, zonder de persoonsgebonden aftrek.

Onder bepaalde voorwaarden mogen ook reiskosten van openbaar vervoer tussen woning en werk worden afgetrokken. Ook als de werknemer een vergoeding betaalt voor de reiskosten kan er soms nog een bedrag worden afgetrokken. De vergoeding wordt namelijk afgetrokken van het bedrag van de reiskostenaftrek. Als u in aanmerking wilt komen voor de reiskostenaftrek moet u minstens 10 kilometer van uw werk af wonen en minstens één keer per week naar uw werk toe gaan. Het maximumbedrag van de reiskostenaftrek voor 2015 bedraagt 2055 euro.

Ook giften mogen vaak worden afgetrokken. Dit mag bijvoorbeeld als een gift gedaan is aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI). Veel mensen vergeten nog al eens giften die bijvoorbeeld gedaan zijn aan een kerk terwijl dit vaak wel een ANBI is. Waar ook nog regelmatig verwarring over bestaat, is het goede doel bij het kopen van een lot. Vaak wordt bij loterijen gezegd dat een deel van je geld naar een goed doel gaat. Dit mag echter niet gezien worden als een gift omdat er sprake is van een tegenprestatie (de kans om geld te winnen).

Vooraf ingevulde aangifte
Tegenwoordig heeft u de optie om een vooraf ingevulde aangifte te gebruiken; de belastingdienst heeft dan al wat gegevens ingevuld. Op deze manier wordt de belastingaangifte iets makkelijker gemaakt. Let op: het is wel van belang dat deze

gegevens allemaal kloppen. Zorg er daarom voor dat u dit goed controleert! Wellicht kloppen niet alle gegeven en loopt u het risico dat u teveel betaalt.

Enkele veranderingen
* Onder bepaalde voorwaarden mochten kosten voor levensonderhoud van kinderen onder de 21 jaar worden afgetrokken. Vanaf 2015 is dit echter niet meer mogelijk.
* Studenten met recht op studiefinanciering konden in het studiejaar van 2014/2015 nog hun studiekosten aftrekken (denk aan kosten van leermiddelen). Ook dat is veranderd vanaf het studiejaar 2015/2016. Nu mogen alleen studenten die geen recht meer hebben op studiefinanciering nog studiekosten aftrekken.
* Rente over de restschuld van een woning is langer aftrekbaar. De termijn was voorheen 10 jaar maar is nu verlengd met 5 jaar. De rente over de restschuld van een woning is nu dus tot 15 jaar na verkoop van de woning aftrekbaar. Let op! Deze regeling is alleen van toepassing op restschulden die zijn ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017.

Belastingaangifte blijft voor veel mensen vervelende klus. Maar het is wel verstandig om er toch even goed voor te gaan zitten zodat u niets over het hoofd ziet. Zoals u hierboven heeft kunnen lezen zijn er vooral veel verschillende aftrekposten met veel verschillende regels. Het verstandig om even goed te kijken welke aftrekposten voor u van belang kunnen zijn. Op www.belastingdienst.nl kunt u precies zien wat de eisen zijn per aftrekpost. Om het werk iets te verlichten is het slim als u gedurende het jaar een overzichtelijke administratie bijhoudt. Bewaar bijvoorbeeld ook alle belangrijke bonnetjes meteen even in een mapje of doosje. Dit kan u vaak veel werk besparen als u weer aangifte moet doen.

Op welke manier kunt u het beste uw erfenis verdelen?

Als u een sterftegeval in uw directe omgeving heeft dan is dat al zeer treurig. Waar u dan helemaal niet op zit te wachten is onrust over de verdeling van de erfenis van de overledene. Helaas moeten nabestaanden zich hier steeds vaker mee bezighouden, omdat de zaken achteraf niet goed of helemaal niet blijken te zijn vastgelegd. In plaats van het verwerken van het verlies moeten de nabestaanden de financiële boeken in duiken om alles zo eerlijk mogelijk te verdelen. Een opgave die moeilijker kan zijn dan gedacht. Hoe kunt u dit nu voorkomen?

Codicil

Een simpel voorbeeld brengt ons dichter bij het antwoord op de vraag. Rowan heeft in een handgeschreven brief voorzien van datum en handtekening bepaald, hoe hij zijn geld wil verdelen indien hij overlijdt. Lisa krijgt volgens het document 10.000 euro van Rowan. Als Rowan overlijdt pakt zijn zus echter al het geld af. Kan Lisa zich op het document beroepen om haar deel van de erfenis te krijgen? Het merendeel van de mensen zal hier positief op antwoorden en daarbij verwijzen naar de datum en handtekening van Rowan. Toch blijken zij fout te zitten.

Het bovengenoemde document betreft een codicil. Een codicil moet handgeschreven zijn, voorzien van een datum en ondertekend met uw handtekening. Het is een makkelijke en gebruiksvriendelijke vorm voor het verdelen van uw erfenis, maar er kleven een paar nadelen aan. Een codicil is namelijk bedoeld om de minder waardevolle spullen mee te verdelen. U kunt geen geld, auto’s, motors, waardevol antiek of onroerende goederen legateren in een codicil. Boeken, kleding en meubelen kunt u daarentegen wel legateren. Ook kunt u uw wensen voor de uitvaart in het codicil opnemen. In het bovengenoemde voorbeeld gaat het om geld, wat als gevolg heeft dat Lisa zich dus moeilijk op het document kan beroepen. Geld kan immers niet verdeeld worden door middel van een codicil. Andere nadelen van een codicil zijn dat u een codicil snel kwijt kan raken en het kan zijn dat uw erfgenamen niet op de hoogte zijn gebracht van het bestaan ervan.

Testament

Gelukkig is er echter een eenvoudige oplossing om alle problemen betreffende het codicil het hoofd te bieden. Met de hulp van een notaris kunt u een testament opstellen waarin onder meer wordt bepaald wie de wettelijke erfgenamen zijn en wat hen toekomt. De notaris meldt vervolgens uw testament aan bij het Centraal Testamentregister. U kunt altijd nog uw testament aanpassen als u dat nodig acht. Een testament is dus een veel krachtiger wapen op het moment dat de erfenis niet volgens de regels wordt verdeeld.

Een nadeel van het testament is wellicht dat het meer energie vergt. Tevens is het niet zo laagdrempelig als een codicil, omdat u naar een notaris moet en hiervoor een vergoeding betaalt. Het levert u en uw nabestaanden echter wel veel rust op, omdat het testament duidelijkheid biedt en onenigheid kan voorkomen. Ook kan de notaris u attenderen op mogelijke problemen waar u zelf nog niet aan had gedacht en aangeven wat fiscaal voordelig is.

Let er dus op dat u bij het verdelen van uw erfenis niet over een nacht ijs gaat. Kijk goed naar de regels en weet dat u met een codicil bepaalde delen van uw erfenis, zoals geld, niet kan verdelen. Laat u bij voorkeur ook adviseren door een notaris. Een goede verdeling van uw erfenis zorgt ervoor dat u uw nabestaanden niet met onnodige problemen opzadelt.

Wetswijzigingen per 1 januari 2016: enkele veranderingen op een rij

Op het gebied van wet- en regelgeving is het een en ander veranderd. Gedurende 2015 hebben de Eerste en Tweede Kamer namelijk ingestemd met verschillende wijzigingen en aanpassingen van bestaande wetten.

Verbod op gratis plastic tas
Vanaf 1 januari 2016 zijn gratis plastic tassen niet meer toegestaan. Het doel is om zwerfvuil op straat en zee tegen te gaan en om verspilling van grondstoffen te voorkomen. In Nederland gebruiken alle consumenten samen ieder jaar zo’n 3 miljard plastic tasjes. Een groot deel belandt in de afvalbak en een ander deel wordt zwerfafval. De Europese Unie heeft daarom alle lidstaten verplicht het gebruik van plastic tassen te verminderen. Nederland voldoet met het verbod op gratis plastic tassen aan deze Europese verplichting. In sommige gevallen mogen levensmiddelen nog wel worden verpakt in dunne plastic tasjes, namelijk als dit voedselverspilling tegengaat of als er geen andere manier is deze hygiënisch te verpakken. Ook mogen vloeistoffen, spuitbussen en gels die gekocht zijn in taxfree winkels op luchthavens of in het vliegtuig worden verzegeld in een (doorzichtige) plastic tas. Klanten krijgen in de winkel dus geen gratis plastic tas meer, tenzij een uitzondering van toepassing is. Wanneer u toch een plastic tas wilt, betaalt u daarvoor een klein bedrag. Winkeliers mogen zelf de prijs bepalen. De richtprijs voor een plastic tas is €0,25.

Wet Flexibel Werken
Een van de wetten die is veranderd is de Wet Aanpassing Arbeidsduur. In april stemde de Eerste Kamer in met het transformeren van de Wet Aanpassing Arbeidsduur tot de Wet Flexibel Werken. Vanaf 1 januari 2016 kunnen werknemers een verzoek indienen om de arbeidstijden en hun arbeidsplaats aan te passen. Voorheen konden werknemers alleen een verzoek doen om het aantal uren aan te passen. Werknemers kunnen dit verzoek indienen wanneer zij een half jaar in dienst zijn. Werkgevers hebben wel de mogelijkheid om dit verzoek af te wijzen, maar alleen wanneer er een zwaarwegend belang is voor de organisatie. De werkgever moet kunnen aantonen dat het verzoek daadwerkelijk tot problemen kan leiden. Hierbij kunt u denken aan veiligheidsproblemen of rooster-technische problemen. Na afwijzing of inwilliging van het verzoek moet de werknemer een jaar wachten tot een nieuw verzoek kan worden gedaan.

AOW
In 2012 werden de plannen voor een verhoging van de AOW-leeftijd al aangekondigd. Dit jaar zijn de plannen aangepast en wordt de AOW-leeftijd versneld verhoogd. Vanaf 1 januari 2016 gaat de AOW-leeftijd omhoog naar 65 jaar en 6 maanden. De verhoging treft werknemers die geboren zijn na 30 september 1950 en voor 1 juli 1951. Het is de bedoeling dat de AOW-leeftijd in 2018 wordt verhoogd naar 66 jaar en dat in 2021 de leeftijd van 67 jaar is bereikt. De AOW-leeftijd wordt vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2018 in stappen van 4 maanden.
Wie door de hogere AOW-leeftijd tijdelijk niet genoeg inkomen heeft, kan een overbruggingsuitkering krijgen. Deze regeling geldt vanaf 1 januari 2016 ook voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 een bepaalde arbeidsongeschiktheids- of pensioenuitkering hadden.

Verhoging Minimumloon
In Nederland gelden het minimumloon en het minimumjeugdloon. Het minimumloon is wettelijk vastgelegd. Het minimumloon per uur is niet wettelijk vastgelegd. Dat komt omdat een volledige werkweek binnen bedrijven verschillend kan zijn. Voor iedereen die fulltime werkt geldt wel het minimummaandloon. De brutobedragen van het wettelijk minimumloon en het minimumjeugdloon voor medewerkers van 23 jaar en ouder zijn verhoogd naar:
€1.524,60 per maand;
€351,85 per week;
€70,37 per dag.

WW-duur verkort in het kader van de Wet Werk en Zekerheid
Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid verwacht de regering een nieuw evenwicht te bereiken tussen de flexibiliteit en zekerheid op de huidige arbeidsmarkt. Er is volgens de regering een te groot verschil tussen werknemers met een vast contract en werknemers met een flexibel contract. Een van de wijzigingen die wordt doorgevoerd per 1 januari 2016 is het verkorten van de WW-duur. Niet alleen de AOW-leeftijd wordt stapsgewijs veranderd, ook de WW-duur zal stapsgewijs worden verkort vanaf 2016. De maximale duur van de WW-uitkering bedraagt op dit moment 38 maanden. Elk jaar arbeidsverleden geeft recht op een maand uitkering. Vanaf 1 januari 2016 bouwt een werknemer de eerste tien jaar nog steeds één maand uitkering op, maar de daarop volgende jaren bouwt een werknemer slechts een halve maand uitkeringsduur op per jaar arbeidsverleden, dit tot maximaal 24 maanden. Tot 2016 opgebouwd arbeidsverleden blijft in stand. Wel wordt de maximale WW-duur van 38 maanden met en maand per kwartaal afgebouwd tot deze voor alle WW-gerechtigden in het tweede kwartaal van 2019 maximaal 24 maanden bedraagt. Deze afbouw van de uitkeringsduur geldt overigens niet voor uitkeringsgerechtigden die op 1 januari 2016 al een WW-uitkering ontvangen. Zij behouden hun recht op maximaal 38 maanden uitkering. De beperking van de uitkeringsduur gaat op gelijke wijze gelden voor de loongerelateerde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten-uitkering (ook wel WGA-uitkering genoemd).

Meer veranderingen
Op de website van rijksoverheid kunt nog meer veranderingen terugvinden. Deze zijn daar onderverdeeld in 8 thema’s.

Huurbemiddelingskosten

De tussenkomst van een bemiddelingsbureau of een huurmakelaar kan van een paar tientjes oplopen tot een paar honderd euro. Vaak mogen bemiddelaars dit helemaal niet vragen, zij worden immers al betaald door de verhuurder.

Wat wordt verstaan onder bemiddelingskosten?
Onder de kosten die u betaalt aan een bemiddelingsbureau of een huurmakelaar vallen verschillende dingen. Zo kan gedacht worden aan inschrijfgeld, administratiekosten en verhuurkosten. Ook andere kosten die zijn gemaakt in het belang van de huurder kunnen in rekening worden gebracht door de huurmakelaar. Hierbij kan gedacht worden aan een vergunning of huurtoeslag.

Wanneer moeten bemiddelingskosten door de huurder worden betaald?
Of u al deze kosten volledig moet betalen hangt van verschillende dingen af.

De huurder hoeft het uurloon van de bemiddelaar niet te betalen indien deze zowel in opdracht van de verhuurder, als in opdracht van de huurder werkt. Hij mag dan geen loon in rekening brengen bij de particuliere huurder voor de bemiddeling bij het tot stand komen van een huurovereenkomst voor een zelfstandige woonruimte. Deze kosten zijn immers voor de verhuurder.
Er mogen alleen kosten in rekening gebracht worden bij de huurder als er een tegenprestatie wordt verricht en het niet het loon betreft dat nodig is voor de bemiddeling. U kunt bij deze kosten denken aan de hulp die nodig is voor het verkrijgen van een vergunning of een naambordje.

Hierop bestaan twee uitzonderingen. In deze gevallen moet de huurder wel bemiddelingskosten betalen:

1. Een bemiddelaar mag wel bemiddelingskosten in rekening brengen bij de huurder indien het gaat om een onzelfstandige woonruimte. Een onzelfstandige woonruimte is een woonruimte zonder eigen voordeur en/of het ontbreken van wezenlijke voorzieningen, zoals de keuken, badkamer en het toilet.
2. Een bemiddelaar mag ook bemiddelingskosten in rekening brengen bij de huurder indien de huurder expliciet een zoekopdracht heeft gegeven en de bemiddelde woning niet tot het aanbod behoort van de bemiddelaar. In dit geval voert de bemiddelaar geen werkzaamheden uit voor de verhuurder maar alleen voor de huurder.
3. Als laatste moet de huurder ook de bemiddelingskosten betalen wanneer de hij handelt met bedrijfsmatige doeleinden en daarvoor de bemiddelaar heeft ingeschakeld.

Voor alle drie de uitzonderingen geldt dat er altijd een schriftelijke toestemming van de huurder nodig is.

Wat kunt u doen als u de bemiddelingskosten al heeft betaald?
Bemiddelingskosten die ten onrechte zijn betaald, kunnen worden teruggevorderd bij de bemiddelaar. Hierbij geldt een verjaringstermijn van vijf jaar. Voor de terugvordering heeft de Nationale Vereniging van Makelaars een concept-sommatiebrief (een brief waarin een persoon wordt aangemaand tot nakoming van zijn contractuele of wettelijke verplichtingen) en een concept-dagvaarding opgesteld. Deze is zijn beide te vinden op de site van de NVM.

Echtscheiding

Een scheiding brengt een hoop met zich mee. Er zullen heel wat zaken geregeld moeten worden. Bijvoorbeeld met betrekking tot de financiën en de kinderen. Wij zullen enkele belangrijke punten voor u op een rij zetten.

Ouderlijk gezag
Als u in het huwelijk treedt hebben beide ouders automatisch het gezag over de kinderen. Na een scheiding verandert dit niet, ook als u gaat scheiden zult u beiden het gezag houden over uw kind.
Beide ouders hebben eventueel wel de mogelijkheid om de rechter te verzoeken het gezag aan één ouder toe te wijzen. De rechter zal bij zijn beslissing altijd kijken naar het belang van het kind. Hij zal dit verzoek ook alleen accepteren als er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en er geen zicht is op een verbetering in de situatie (zie artikel 1:251a Burgerlijk Wetboek).

Ouderschapsplan
Als u de beslissing genomen heeft om te gaan scheiden, moet u een verzoek tot echtscheiding doen bij de rechter. Om het verzoek tot echtscheiding in te dienen heeft u een advocaat nodig. Dit kan, als u het samen eens bent over de echtscheiding, een gezamenlijke advocaat zijn. Als u samen een kind heeft zult u een ouderschapsplan moeten opstellen, dit is verplicht. Het ouderschapsplan is een onderdeel van het verzoek tot echtscheiding (zie artikel 815 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). U zult dus ook voordat u een verzoek tot echtscheiding indient moeten overleggen over het ouderschapsplan. De bedoeling van dit ouderschapsplan is dat er meer duidelijkheid voor beide partijen ontstaat en conflicten in de toekomst beter voorkomen kunnen worden. Als het niet lukt om samen een ouderschapsplan op te stellen of als u het zelf prettiger vindt om hier begeleiding bij te krijgen, dan kunt u eventueel een mediator of bemiddelaar inschakelen. Ook de rechter kan u, als u er samen niet uit komt, doorsturen naar een mediator of bemiddelaar. Soms zal de rechter ook zelf over het ouderschapsplan beslissen. In het ouderschapsplan moeten in ieder geval de volgende zaken worden vastgelegd:

– Een overzicht waarin alle zorg- en opvoedingstaken uitgewerkt zijn.
– De alimentatie die u of uw ex-partner gaat betalen voor de opvoeding van de kinderen.
– Financiële afspraken over bijzondere kosten.
– Afspraken over belangrijke aangelegenheden van de kinderen, bijv. schoolkeuze, medische behandeling, spaarrekeningen.
– De omgangsregeling. Hierin wordt vastgelegd wie de verzorgende ouder is en wanneer het kind bij de andere ouder zal zijn.
– Afspraken over de manier waarop u en uw ex-partner elkaar zullen informeren.

Alimentatie
Volgens artikel 1:404 van het Burgerlijk Wetboek zijn ouders verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen.
Er wordt dus gekeken naar de draagkracht van beide ouders. Dit wil zeggen dat de ouder die een hogere draagkracht heeft, aan de andere ouder kinderalimentatie schuldig is. Als u bijvoorbeeld altijd thuis de zorg van de kinderen op u genomen heeft, en uw partner degene was die voor het inkomen zorgde, heeft u recht op kinderalimentatie.
U kunt samen met uw partner afspraken maken over de hoogte van de kinderalimentatie. De rechter zal dit dan beoordelen en kan eventueel het bedrag aanpassen wanneer u het verzoek tot echtscheiding heeft ingediend (met daarin het ouderschapsplan). Als u het samen niet eens wordt over de hoogte van de kinderalimentatie zal de rechter dit uiteindelijk bepalen.
Daarnaast kennen we ook nog de partneralimentatie. U heeft recht op partneralimentatie als u na een echtscheiding niet genoeg inkomen heeft om in uw levensonderhoud te voorzien (zie artikel 1:157 Burgerlijk Wetboek). Er wordt hiervoor niet alleen naar uw financiële situatie gekeken, er wordt ook gekeken naar de financiële situatie van uw partner. Er zal dan gekeken worden naar de draagkracht die uw partner heeft. In principe betekent dit dat ze gaan kijken naar wat uw partner in feite nog aan u kan betalen. Hierbij heeft de kinderalimentatie voorrang op de partneralimentatie. Stel u heeft recht op zowel kinderalimentatie als partneralimentatie maar uw partner heeft niet genoeg inkomen om in beiden te voorzien, dan zal de partneralimentatie komen te vervallen.

Boedelverdeling
Als u getrouwd bent in gemeenschap van goederen vallen al uw bezittingen onder gemeenschappelijk bezit. Hierbij kunt u denken aan bezittingen, vermogen, pensioenregelingen, verzekeringen en ook schulden. Enkele goederen vallen niet onder het gemeenschappelijk bezit. Het gaat dan om goederen waarvan de maatschappelijke opvatting is dat ze aan een persoon zijn gebonden (denk aan kleding en sieraden). Ook de goederen die verkregen zijn uit erfenis vallen onder bepaalde omstandigheden niet onder gemeenschappelijk bezit (er moet dan sprake zijn van een uitsluitingsclausule). Wanneer u wilt gaan scheiden zal alles wat onder het gemeenschappelijk bezit valt eerlijk verdeeld moeten worden. Het verdelen van al uw gemeenschappelijk bezit wordt de boedelverdeling genoemd. U zult er samen met uw partner voor moeten zorgen dat er een eerlijke verdeling komt. Bij de boedelverdeling is het net als bij het ouderschapsplan goed om duidelijke afspraken te maken om problemen in de toekomst te voorkomen. Ook bij de boedelverdeling kan het soms handig zijn om een mediator of bemiddelaar om hulp te vragen.

De woning
Als u samen een koophuis heeft en getrouwd bent in gemeenschap van goederen zult u ook moeten bepalen wie er eventueel in het huis blijft wonen. Als u zelf graag in het huis blijft wonen dan zult u uw partner moeten uitkopen. Dit wil zeggen dat u de helft van de waarde van het huis aan uw partner moet betalen. Als de waarde van het huis hoger ligt dan de hypotheek, is er sprake van overwaarde. De overwaarde zal eerlijk onder beide partners verdeeld moeten worden. Ook als er sprake is van onderwaarde moeten de kosten gelijk verdeeld worden. Als u zelf niet genoeg geld heeft om uw partner uit te kopen, dan moet u de hypotheek verhogen. Lukt dit niet, of wilt u beiden in het huis blijven wonen, dan zal het huis verkocht moeten worden.

Slotsom
Als u gaat scheiden is het goed om te weten waar u mee te maken zult krijgen. Er zal veel besproken moeten worden. Dit kan soms vervelende discussies opleveren. Het is dan ook erg belangrijk om goed met elkaar te communiceren en duidelijke afspraken te maken. Dit voorkomt problemen in de toekomst.

Arbeidsrecht 2015: alle grote veranderingen op een rij

Het arbeidsrecht is dit jaar flink op de schop gegaan. Dit kan verstrekkende gevolgen hebben voor uw arbeidspositie. Wij behandelen hieronder de belangrijkste veranderingen, zodat u een goed beeld kan vormen van wat de komende jaren op u af kan komen.

Tijdelijk contract
Voor mensen met een tijdelijk contract is er veel veranderd. Vroeger kreeg u na 3 jaar of na 3 tijdelijke contracten een contract voor onbepaalde tijd (ook wel vast contract genoemd). Tegenwoordig heeft u al recht op een contract voor onbepaalde tijd na 2 jaar of na 3 contracten. Werkgevers geven er vaker niet de voorkeur aan om werknemers een vast contract te geven. Onder het oude arbeidsrecht konden werkgevers dit voorkomen door werknemers 3 maanden niet meer in dienst te nemen. De keten begon dan opnieuw te lopen. Deze onderbrekingsperiode is verlengd naar 6 maanden. Dit is een belangrijke wijziging in het arbeidsrecht, omdat veel contracten onder deze regels vallen. Werkgevers zijn immers in financieel onzekere tijden terughoudend met het geven van vaste contracten aan werknemers.

Daarnaast moet de werkgever bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer uiterlijk een maand van tevoren schriftelijk laten weten of uw arbeidscontract wel of niet verlengd wordt. Als uw contract verlengd wordt, dan moet uw baas tegelijkertijd ook laten weten onder welke voorwaarden het verlengd wordt. De gedachte van de regering achter deze regelingen is om de werknemer voldoende tijd te geven om zich te oriënteren op de arbeidsmarkt, zodat hij niet al te lang werkloos is. Voor wie geldt deze regel? De aanzegverplichting geldt voor alle arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die op of na 1 februari 2015 eindigen, tenzij de arbeidsovereenkomst korter duurt dan 6 maanden.

Proeftijd
In de proeftijd kunnen de werkgever en de werknemer aan elkaar wennen. Vanaf 1 januari 2015 is het echter niet mogelijk om een proeftijd op te nemen in een contract van 6 maanden. Als u een contract heeft van langer dan 6 maanden maar korter dan 2 jaar, dan is een proeftijd van 1 maand toegestaan. Bij een dienstverband van 2 jaar of langer mag de werkgever een proeftijd van 2 maanden in uw contract opnemen.

Is een proeftijd ook toegestaan bij een opvolgend contract? Dat ligt aan de functie die u gaat bekleden. Als de vaardigheden en verantwoordelijkheden gelijk blijven bij de opvolgende arbeidsovereenkomst, dan is een proeftijd verboden. Wordt uw takenpakket verruimd of worden er andere vaardigheden van u verwacht, dan mag uw werkgever wel een proeftijd in het contract opnemen.

Transitievergoeding
De kantonrechterformule gold jarenlang als maatstaf om de ontbindingsvergoeding te bepalen. Vanaf 1 juli 2015 wordt deze formule officieel vervangen door de transitievergoeding. Wanneer heeft u recht op een transitievergoeding? U ontvangt een transitievergoeding als uw contract na 2 jaar dienstverband is beëindigd door opzegging of ontbinding. Belangrijk hierbij is dat het contract ‘op initiatief van uw werkgever’ is beëindigd. Is uw contract echter vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan uw kant beëindigd, dan heeft u geen recht meer op een transitievergoeding.

De hoogte van de transitievergoeding hangt af van het aantal dienstjaren. Bij een dienstverband tot 10 jaar krijgt u voor elk jaar 1/3e van uw maandsalaris mee. Voor elk jaar dat het dienstverband langer heeft geduurd dan 10 jaar, krijgt u een half maandsalaris. Werkte u 15 jaar bij een bedrijf en had u een maandbrutosalaris van 3000 euro, dan krijgt u voor de eerste 10 jaar 10.000 euro en de overige 5 jaar 7.500 euro. Er zit echter ook een limiet aan de transitievergoeding, namelijk 75.000 euro. Als uw jaarsalaris hoger ligt dan 75.000, dan kan de transitievergoeding maximaal stijgen tot uw jaarsalaris.

Helaas is de transitievergoeding complexer dan hierboven uitgelegd is. Een aantal uitzonderingen is nog van kracht. Om duidelijke antwoorden te kunnen geven moeten wij dan ook weten wat de persoonlijke situatie is. Heeft u een duidelijk antwoord nodig? Loop dan binnen bij een spreekuur in Elst, Bemmel of Huissen voor gratis juridisch advies van onze medewerkers.

Concurrentiebeding
Als laatste behandelen wij het concurrentiebeding. De werkgever wil natuurlijk niet dat u uw ervaring en kennis meeneemt naar een concurrerend bedrijf en verlangt een bepaalde mate van exclusiviteit. Met het concurrentiebeding bereikt hij dit door u voor een bepaalde periode te verbieden om bij een (concurrerend) bedrijf aan het werk te gaan. Als u zich niet aan het concurrentiebeding houdt, dan staan daar flinke boetes op. Werknemers denken vaak dat een concurrentiebeding meer ‘blaft dan bijt’ maar er zijn genoeg voorbeelden bekend die het tegendeel bewijzen.

Lange tijd was het gebruikelijk om in een tijdelijk contract ook zonder directe reden een concurrentiebeding op te nemen. U herinnert het zich misschien wel als u het contract van uzelf of van uw kind doorlas. De wetgever heeft hier gelukkig een stokje voor gestoken. De werkgever mag alleen nog maar een concurrentiebeding in een tijdelijk contract opnemen als het noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. De werkgever moet schriftelijk verantwoorden waarom hij een concurrentiebeding noodzakelijk acht.

De nieuwe regeling geldt voor de tijdelijke contracten die op of na 1 januari 2015 zijn overeengekomen.

Slotsom
Zoals u heeft kunnen lezen moeten zowel de werknemers als de werkgevers met veel veranderingen rekening houden. Door het kennen van uw rechten en plichten staat u veel sterker in uw schoenen. Dit zal u alleen maar ten goede komen als u gaat onderhandelen met uw baas over uw contract of uw ontslagvergoeding. Let daarbij wel op dat elke situatie anders is. Voor advies over een concreet geval kunt u daarom altijd gratis bij onze Rechtswinkel terecht. Zo kunnen wij samen met u bepalen welke rechten en plichten u heeft. Onze openingstijden vindt u op de homepagina